Toen ik in 2016 besloot om met kinderen te werken maar nog niet precies wist op welke manier, ben ik vrijwilliger geworden bij de Kindertelefoon. Na een aantal intensieve trainingen in het leren communiceren met kinderen begon ik mijn eerste telefoon- en chatdiensten. Vaak bellen kinderen om te dollen, te praten over school, giechelend over seks of om even hun hart te luchten. Vaak vooral gesprekken voor de gezelligheid. Soms was er ook sprake van een diepgaand gesprek. Zo is er een kind dat tot de dag van vandaag, ruim vijf jaar na ons gesprek, nog steeds impact heeft op mijn leven. Een meisje van negen jaar oud belde en gaf aan dat zij het graag wilde hebben over haar favoriete sport, hockey.
Al snel bleek dat zij het eigenlijk wilde hebben over haar agressieve vader, die het leven van dit meisje, dat in mijn gedachten inmiddels ‘het hockeymeisje’ is gaan heten, op alle mogelijke manieren manipuleerde. Zij mocht bijna niets van hem. Ze mocht alleen naar school, naar hockey en een kwartier per dag tv-kijken. Ze moest elke dag om vijf uur naar bed. Dit ongeacht of moeder de moeite had genomen om te koken. Vader dronk veel, werd elke dag heel boos en leefde zich dan fysiek en verbaal uit op moeder en het hockeymeisje. Gaandeweg het gesprek waren we samen aan het bedenken wie het hockeymeisje kon helpen, en hoe. Was er op school een vertrouwenspersoon? Was er een familielid bij wie ze zich veilig voelde? Stond ze ervoor open om met Veilig Thuis te praten? Ze klonk aan het einde van het gesprek redelijk optimistisch. Ophangen voelde vreselijk. Ik wist dat er een kind in nood was dat ik rechtstreeks niet kon helpen. Een kind van negen dat het initiatief moest nemen om verandering bij haar volwassen vader te bewerkstelligen.
Een maand later kreeg ik het hockeymeisje weer te spreken. Het leek zo te moeten zijn: kinderen die bellen met de Kindertelefoon worden doorverbonden met een willekeurige beschikbare vrijwilliger. Ik herkende haar stem direct en zei: “Ik ken jou, wij hebben eerder een heel goed gesprek gehad. Jij bent negen en dol op hockey.” Zij begon hard te huilen en vertelde, in de galm van de badkamer waarin zij zich had opgesloten om te kunnen bellen, dat de agressie in huis alleen maar was toegenomen en niets ertegen hielp. Tot mijn verdriet hing ze plotseling op en ik kon haar niet terugbellen. Ik heb haar nooit meer gesproken en heb geen idee of zij veilig is.
Na elke persconferentie spookt het hockeymeisje door mijn hoofd. Vooral als gesproken wordt over ‘het beschermen van de jeugd in Nederland’, zoals onze premier graag doet. Houdt de regering echt rekening met een kind in een onveilige thuissituatie bij het besluit dat hun wereld nog kleiner en onveiliger maakt doordat ze nog meer thuis moeten zijn en geen uitvlucht hebben?
Ik verzoek bij een volgende golf, maar ook zeker in het dagelijkse leven, mensen met kinderen in hun omgeving om deze kinderen een luisterend oor te bieden en een uitweg te geven uit de soms verschrikkelijke situatie waarin zij verkeren. Laat de kinderen sporten, naar school gaan en kind zijn, ook tijdens een langdurige crisis.
